Het is vrijdag de 5e oktober, de startdag van DT2. Voor het overgrote deel van de DT2-ers begint ’s morgens zo rond een uur of negen het tweede weekend der weekenden. Maar dat geldt deze keer niet voor mij, ik zit op dat moment nog in een zaaltje in een hotel in het befaamde Putten. Twee dagen op cursus met de OR van het NIOO (Nederlands Instituut voor Ecologie). Twee leuke, leerzame en inspirerende dagen, maar net iets minder leuk wanneer dit deels samenvalt met DT2. Op het moment dat een horde superfanatieke vogelaars Vlieland onveilig begint te maken, buig ik me over de WOR (Wet op de Ondernemingsraad), over hoe je iets agendeert en oefen vergadertechnieken en conflictbeheersing. Mijn telefoon ligt naast me (in de stille modus) en af en toe kijk ik hoe het op Vlieland gaat. Het blijft stil en als ik heel eerlijk mag zijn, ben ik daar wel een beetje blij mee. Als ik dan om vier uur in de auto stap en naar Harlingen kan vertrekken weet ik dat het ‘goed gaat komen’: ik kan me niet voorstellen dat nu nog iets mega-achtigs ontdekt gaat worden. Dat gebeurt ook niet en zo fiets ik om kwart voor zeven vol adrenaline de boot op. Voor mij is op dat moment DT2 dan ook eindelijk begonnen!
De volgende ochtend zit ik al redelijk vroeg aan het ontbijt. Een voor een druppelen de vaste vogelaar-stamgasten van het Veermannetje de ontbijtzaal binnen. Als laatste komt Wim Wiegnant binnen, in een fraaie blauw/wit geblokt pyjama, eentje die hem bijzonder goed staat. Buiten schijnt de zon en lijkt het erop dat er heel weinig wind staat. Naast de nodige grappen en grollen is er ook veel gespeculeer over de weersomstandigheden en het opduiken van zeldzame soorten. Vrijdag was het allemaal een beetje matjes (hoewel er stapels bladkoningen aanwezig waren), maar vandaag gaat het gebeuren. Om de woorden van Hans ter Haar nog maar een keer aan te halen, ‘het zit er, maar het moet nog even gevonden worden’. Vol goede moed slinger ik me even later op mijn fiets. Het is zonnig, er staat bijna geen wind, er zitten zeldzame soorten op dit eiland en het gaat me nu toch echt eens lukken, ik ga daar eentje van vinden!
Het vinden van zeldzaamheden, en dan echt de hele zeldzame is echter nog geen sinecure. Je kan het in principe op twee manieren aanpakken (volgens mij dan, maar correct me if i’m wrong…): struinen, struinen en nog eens struinen slow&deep birding Bij de eerste manier loop je de poten uit je lijf. Het is een tactiek die vele jonge honden toepassen (hoewel op deze regel ook zeker uitzonderingen zijn); de hele Vliehors uitkammen of vanaf het Waterstaathuisje door de zeereep naar de Ankerplaats struinen. Sinds ik jaren geleden mijn enkel verbrijzelde is dit voor mij echter geen reële optie meer. Daarom beperk ik me de laatste jaren tot het bekende slow&deep birden. Ik heb op Vlieland een viertal vaste geheime plekjes die ik tijdens een DT helemaal uitkam. Twee van deze plekjes liggen ver van de ‘bewoonde wereld’, de andere liggen daar iets dichterbij. Ze hebben als gemeenschappelijke kenmerk dat het geïsoleerde bosjes zijn en dat er nog nooit iets heel erg goeds heeft gezeten. ‘Maar als er nog nooit iets heel erg goeds heeft gezeten, waarom blijf je die plekjes dan bezoeken?’ zou je kunnen denken. Een hele logische gedachte, maar ik ben er heilig van overtuigd dat op een goede dag er wel een mega zeldzame soort zit. Op een mooie dag valt alles op z’n plek en zit ik daar!
Normaal gesproken laat ik de laatste jaren ook de gevonden zeldzaamheden aan me voorbijgaan. Ik hoef niet per se de zoveelste dwerggors of strandleeuwerik te zien. Klinkt verwaand en blasé, maar zo voel ik het. Dat neemt niet weg dat ik een diep respect heb voor eenieder die het lukt zeldzame soorten te vinden, vergis je daar niet in. Ik wil gewoon het allerliefst mijn eigen zeldzaamheid vinden omdat dat (en gelukkig weet ik dit uit eigen ervaring) zo eindeloos gaaf is. Daar concentreer ik me op, en daarom laat ik de meeste goede soorten lopen.
Zo tegen half elf kom ik na een wandeling van een half uur aan bij mijn eigen ‘secret valley’. Het vliegt extreem goed, er komen bakken met vinken en lijsters over. Onderweg had ik al leuke soorten als beflijster, fitis, ijsgors en vijf verschillende blako’s. Ik ga op gepaste afstand zitten en dan begint het grote wachten. Eerst gebeurt er niet heel erg veel, maar na enige tijd verschijnt (vanuit het niets lijkt het wel) een rietgors, dan een roodborst en nog een rietgors. Dan is het een hele tijd stil en duikt er ineens een tjif op. Luid roepend zit deze een tijdje in de stuiken en boompjes en is dan weer vertrokken. Zo blijft het onderhoudend en - in mijn ogen – heel erg spannend. Na bijna drie uurtjes geduldig wachten heb ik genoeg van deze plek. Ik gooi aan het einde nog een keer de tape met de alarmroep van een white-eyed vireo aan. Met dit geknetter op mijn telefoon loop ik een rondje om het bosjesperceel heen. Niets, maar dan ook helemaal niets vliegt eruit. Het is tijd voor mijn tweede plek.
Hier aangekomen ga ik weer op m’n vaste plekje zitten en wacht geduldig op alles wat komen gaat. Het is en blijft heel erg goed vliegen, een continue stroom aan lijsters, vinken en ander grut vliegt over me heen. In de bosjes is het relatief rustig maar dan hoor ik ineens een blako roepen. ‘Waar komt die nu ineens vandaan?’ denk ik… Terwijl ik de blako bekijk zie ik ineens nog iets door de struiken schieten, tot mijn vreugde blijkt dit een tweede blako te zijn! Een minuut of tien laten de twee zich goed bekijken en verdwijnen dan in het niets. Het ene moment zijn ze er nog, het volgende moment zijn ze weg. Volgens mij zijn dit vogels die net zijn aangekomen zijn en het eiland over ‘schuiven’. Na een uurtje of wat verlaat ik ook deze plek en bezoek nog even de Oude Eendenkooi. Hier kom ik Bennie tegen die mij dan eindelijk de vlonder kan aanwijzen, waar de waterlijster onder zat toen hij die ontdekte. Het blijkt dat ik het verkeerd had en altijd met een beetje ontzag over een foute vlonder liep…
’s Avonds eindig ik in de Deining, waar ik het met mijn tafelgenoten onder andere heb over de OR, relaties/liefde en natuurlijk kattenfilmpjes bekijk. Als ik door de regen en met tegenwind terugfiets naar het Veermannetje laat ik Tante Pe links liggen, voor vandaag was het voor mij even genoeg.
De volgende ochtend word ik wakker en verwacht een beukende, harde wind op de ramen van mijn kamer. Maar niets is minder waar, de zon schijnt en er staat geen zuchtje wind. Als ik op het Internet bekijk hoe en op welk tijdstip het regenfront de afgelopen nacht over de Noordzee en het noorden van ons land is getrokken is het mij duidelijk, de regen kwam misschien wel te vroeg. Voor de zoveelste keer bedenk ik mij hoe geweldig het zou zijn trek van zangvogels ook in West-Europa te modeleren. In de VS hebben ze ondertussen zoiets, en dat werkt erg goed. Je kan van tevoren inschatten hoe goed en waar het zal gaan vliegen. Ik ga het hier niet allemaal uitleggen, maar kijk maar eens: Live Migration Maps.
Na het ontbijt stap ik weer op m’n fiets en besluit eerst de Weitjes van Mensinck te bezoeken. Hier zag ik gisteren een grote groep piepers en die wil ik eerst afzoeken. De piepers blijken nog altijd aanwezig te zijn, maar het lukt mij niet iets leuks te ontdekken. Hierna begin ik aan mijn wandeling naar mijn derde geheime hotspot. Onderweg zie ik twee blako’s en een tjiftjaf in een boom zitten en terwijl ik hiervan aan het genieten ben, hoor ik een pallas roepen. ‘Damned’, denk ik, ‘dit is gaaf’. Ik zoek maar kan de vogel niet vinden, maar ondertussen hoor ik ‘m weer roepen. Snel pak ik mijn telefoon en speel de zang van een pallas boszanger af. Ik kan en wil niet zomaar een pallas claimen, ik wil de vogel toch wel eerst zien. Dan hoor ik stemmen en zie beweging. Ik kijk met mijn kijker en zie een vogelaar naar mij kijken. Dan blijkt (een beetje tot mijn frustratie) dat ik zijn tape hoorde en daarop reageerde met het afspelen van de zang, iets waarop hij daarna weer reageerde.
Na wat omzwervingen eindig ik dan bij mijn eigen stekje en zie vervolgens bijna niets meer. Wat rietgorzen en roodborsten. Een skulkende grote lijster maakt het nog even spannend maar dat is het dan wel. Het is opnieuw warm en er staat alweer niet veel wind. ‘Gaat het ooit nog eens echt herfst worden?’, vraag ik mezelf af, ‘dit lijkt wel een zomerkamp maar dan in oktober…’
Om een uur of half vijf fiets ik de boot op en ben dan zo rond half zeven weer in Harlingen. Op de parkeerplaats zoek ik mijn auto op, zet de fiets op de drager en kort daarna zet ik koers richting Duitsland. Na een korte ‘guilty pleasure crash’ bij mijn schoonouders (boer zoekt vrouw kijken ;-)) parkeer ik kort na tienen mijn auto in de garage. Ich freue mich sehr, wieder zuhause (-:
Ps. Ik zag niet zo veel, maar werd er überhaupt dan niet veel gezien? Nee hoor: Orpheusspotvogel, grote piepers, Cetti's, Aziatische roodborsttapuit, dwerggorzen, Sperwergrasmus, Roodkeelpieper, IJseend, Sibtjif, (sib)Braamsluiper, Blako's(100+), sibopi’s, een levende en daarna dode puperreiger en vooral beukende trek van vinken en lijsters maakten van DT2 een goed en gevarieerd weekend!
Copyright © 1992-2024 Deception Tours - No Guts - No Glory!